The circle is round, hé” op z’n Ten Hags. Onze laatste stop was tevens onze eerste, Bali. Deze keer wel met een andere locatie, Ubud. De gekte van onze eerste verblijfplaats, Seminyak, maakt plaats voor de geliktere restaurants en mooie natuur in het noorden van Ubud. Met deze afsluiting moet ik ook terugkomen op mijn eerste indruk van Bali.
De reis van Gili T naar Bali was een verademing ten opzichte van de reis van Bali naar Lombok. Via Manta Dive kochten wij een ticket van 350.000 IDR (€21,-) per persoon en via de bootoperator, Gili Gili , boekten wij een transport van Padang Bai naar Ubud (400.000 IDR). Daarmee ontweken wij de aasgieren op de Balinese haven en verliep de bootreis en taxirit vlekkeloos.Ons hotel, Purana Suite , lag op de rand van het centrum van Ubud. Een top hotel, mooie kamers, verbouwd in 2019 en grotendeels 2 jaar stil gelegen door Ome Covid. Het personeel is dan ook geneigd om een stap extra te doen in de service. Met twintig tegelijk wachtten ze glimlachend en buigend bij onze aankomst en vroegen hoe onze avond was, waar we naartoe gingen en wat morgen de plannen waren. Vrij ongemakkelijk als we trappelend naar de WC moesten.
Vanaf het hotel was het vijf minuten lopen naar de straten vol restaurants, souvenir winkels en vele barren met live muziek. Met een kleine omleiding liepen we ook langs de Monkey Forest waar we niet naar binnen hoefden om aangerand te worden door één van die rovers. De Macaoques lopen ook over straat buiten het bos en het dragen van iets in je hand, in mijn geval een waterfles, was al genoeg voor één van hen om mij te beklimmen en een hap van mijn fles te nemen. Leek wel Hazes Jr. die een fles vodka zag.
Omdat de stad gevuld is met restaurants is er ook verschrikkelijk veel te kiezen. Tijdens onze twee verblijfdagen bezochten wij Toro Sushi en Hujan Locale . Toro serveert lekkere Westerse stijl sushi (lees: zwemmend in de saus) en dat doen ze heerlijk. Hujan gaat weer terug naar de lokale keuken met een fantastische Beef Rendang, asian fusions, lekkere cocktails en een aardig prijskaartje. Gelukkig deelden wij de rekening met vrienden uit Nederland die er toevallig ook waren.
Onze laatste dag besteedden wij aan de Balinese cultuur. Een half uur scooteren naar het noorden van ons hotel het liggen de Trawalalalalongtrawalalalongdongdidong dong Ricefields, ook wel de Tegallalang Ricefields genoemd door de lokale bevolking. Dit zijn rijstvelden die vanuit iedere hoek op een ansichtkaart horen. Voor een kleine entree (25.000 IDR per persoon) kregen wij toegang om door de rijstvelden te trekken en prachtige uitkijkpunten te zoeken. Dit ging ook gepaard met op iedere 100 meter een ‘Ubud Swing’, een schommel die boven de rijstvelden zweeft en waarmee je op je socials kan laten zien hoeveel jij van Bali houdt. Daarnaast bleek dit ook dé plek te zijn waar je de duurste koffie ter wereld vindt, Luwak koffie . Het is duur omdat de Luwak, een soort wezelkat, eerst wordt vetgemest met koffiebonen in een kooi die niet veel groter is dan een kippenhok. Deze bonen komen terecht in de ontlasting van de Luwak, waarna één of andere arme Indonesische ziel deze bonen weer uit de ontlasting graait en in je koffie maalt. Het was mooi om te zien hoe mens en natuur “samenwerkt” voor een luxe product. Selamat minuman!
Na de rijstvelden zetten wij onze laatste spirituele stappen op Bali door een Hindoeïstische tempel in de buurt te bezoeken. Wij hebben de kleurrijke Gunung Kawi Sebatu tempel bezocht waar we bij binnenkomst een sarong om kregen en in serene rust belandden waar we alleen de vogels en hanen in de verte hoorden. Deze kleine watertempel bleek het minst bezochte tempel in de omgeving te zijn wat het een perfecte stop maakte. De rust die wij daar ervaarden deed ons bijna bekeren tot het Hindoeïsme.
Bali blijkt, voor mij, met Ubud veel meer kwaliteiten te bezitten dan ik dacht na de eerste twee dagen Seminyak. Deze laatste stop was de spiegel voor heel Indonesië, dat naast extreme toerisme ook prachtige ongerepte plekken heeft die voor altijd op mijn netvliezen gebrand staan. Daarmee is voor mij de cirkel rond. En terwijl ik deze afsluiter typ denk ik nog met plezier terug aan de gestoorde kunsten op de weg van de Indonesische chauffeurs, aan dat de Indonesiër de letter F als een P uitspreekt (“Best priends por lipe“), aan het eindeloze getrek van alle straatverkopers, aan de zwaaiende kids langs de weg, aan het ontwijken van kraters in de Indonesische wegen, aan alle yoga-meisjes op zelf-ontdekkingstocht, aan alle Mie & Nasi Gorengs en aan iedere kwartier dat ik mij moest insmeren met zonnebrand als een echte Belanda Goreng. Het was een feest!
Sampai lain waktu!