Labuan Bajo

Tien jaren geleden nog een onontdekte groene oase met één haven en amper een vliegveld verandert langzaam in Mikonos, met een foeilelijke Marriott in aanbouw en waar de door zon verschroeide huiden van bleke toeristen overal te vinden zijn. Ondanks deze op hol geslagen toeristentbulldozer zijn de originele schoonheden van het ooit kleine vissersdorp van Flores, Labuan Bajo (LBJ), nog verre van verdwenen.

Vanaf de voordeuren van het vliegveld word je ontvangen door de open armen van de klamme hitte. Iedere porie springt spontaan open, snakkend naar adem, en lekt zweet in de diepste spelonken van je oververhitte lijf. Gelukkig voor ons stond onze hotel transfer klaar in een geaircoëde auto om ons 4 minuten later weer af te zetten bij Elang Hillside wat een idyllisch bamboo boomhut hotel is met een fenomenaal uitzicht op de Zee van Flores. Het uitzonderlijk lief personeel en het gezang van de tokeh doet ons de hitte vergeten.

Op een kwartier lopen van het hotel bevindt zich het centrum van LBJ, een dorp gevuld met viskraampjes, zwaaiende kids en een gigantisch Merorah hotel. En godzijdank ontbrak de Starbucks niet want hoe overleef ik zonder mijn Matchaamandelflatwhitecaramelinfusedfrappé met slagroom in de ochtend. 

In het centrum kan je vakantiebuik gevuld worden in een aantal goede zaken als de Warung Brothers (een hippe door hip-hop muziek gevuld restaurant met lokale gerechten), een plaatselijke viskraam (waar je staand in de barbecue rook je vis voorbereid ziet worden) en de Happy Banana (want een goede sushitent makes you feel like home). Een afzakkertje kan op de heuvel in de Paradise Bar met Reggae beats, een kannetje Sopi en louter Indonesische mannen die continu mijn blanke prinses de liefde verklaarden want de lokale dames waren allemaal thuis.

Het hoogtepunt van ons bezoek aan Flores dreef op het water. Wij stapten met ons reisgezelschap aan boord van de Catnazse die ons in 3 dagen de Komodo National Park liet zien, gehuisvest in een kajuit met bad gewoon omdat wij luxe paarden zijn. Onder leiding van de lokale Flores gidsen kom je continue langs plekken die allemaal op een ansichtkaart horen; Padar Island (een adembenemede uitzicht tijdens een zonsopkomst), snorkerlen op Manta Point (en het spotten van die zwemmende deurmatten), het zoeken naar Komodo Varanen op Rinca Island (de draken die mensen aanvallen worden naar een ‘special place’ gebracht), links vooraan bij het opstijgen van duizenden vleerhonden en het nemen van dronefoto’s voor the Gram op Pink Beach . Ons reisgezelschap werd afgetopt door, laten we haar voor het verhaal Martha noemen, een Amerikaanse journaliste die superlatieven heeft uitgevonden met in iedere zin “that’s so amazing/wonderful/crazy” en die liever haar mening invliegt en jou cluster-bombardeert met haar ervaringen dan luisteren naar jouw antwoorden op haar vragen. Zal wel iets met haar cultuur te maken hebben. 

De laatste dagen reden wij land inwaarts op de brommer om een top van de ijsberg mee te krijgen hoe de Floresiaan het leven leidt. Weinig pygmeeën , veel zwaaiende kids die een high-five willen als je voorbij rijdt waardoor jij je Bruce Willis in the good-old-days waant. Het toeristische masker van LBJ toont een mooi beeld van het eiland, ondanks dat je in de rij moet staan voor een foto van het uitzicht, toch smaakt een trip naar de binnenlanden naar meer. De reis vervolgde naar het toneel van de 19e eeuwse strijd van de Nederlanders tegen de Balinesen, Lombok.

Sampai Jumpa!